Heidewandelingen
Halverwege augustus tot hooguit de eerste week van september is de hei op z’n mooist. Grijp je kans! En loop een van de heidewandelingen van Dwars door Salland zoals hier onder geselecteerd. En omdat je het pas ziet als je het snapt, hebben we er meteen ook tekst en uitleg over de hei bijgedaan.
Landgoed Rechteren
Vilsterse Veld
Landgoed Vilsteren
Horeca in Haarle
Over de lanen van kasteel Schoonheten
Boeren op een landgoed
Het natuurlijke heidelandschap
Heidevelden komen van nature voor in gebieden met een zeeklimaat: voldoende vochtig en niet te warme zomers en niet te strenge winters. Een andere eis is dat er niet teveel bomen kunnen groeien. Als laatste is heide een zuurminnende plant; daardoor komt deze vooral voor op kalkarme zandgronden. Heide komt daardoor van nature vooral voor in West-Europa, maar dan vooral in duingebieden waar de kalk uitgespoeld is en er teveel wind staat voor bomengroei, langs de randen van hoogveengebieden en in gebergten net boven de boomgrens. In het binnenland komt heide op de zandgronden van nature voor op open plekken in combinatie met loofbossen. De grote heidevelden die we in het oosten van Nederland aantreffen, zijn dus niet natuurlijk.
Op de grote stille heide…
De Sallandse Heuvelrug en het Boetelerveld zijn twee uitgestrekte heidegebieden in Salland. Deze zijn ontstaan sinds de late Middeleeuwen. Door de groei van de bevolking in deze tijd werden bossen gekapt om akkers aan te leggen. Kunstmest bestond niet en mest kwam van het vee: runderen, maar vooral schapen. Dit vee zorgde voor overbeweiding en hield de heide in stand: opkomende twijgen werden weggevreten. In Midden-Drenthe en op de Veluwe was de overbeweiding op sommige plaatsen zo groot, dat de heidevegetatie zich zelfs niet kon herstellen en er stuifzanden ontstonden.
Rond 1880 werd kunstmest uitgevonden. De heidevelden werden overbodig als weidegebied, omdat men niet meer afhankelijk was van dierlijke mest. De meeste heidevelden werden ontgonnen en met behulp van kunstmest omgezet in cultuurgrond. Van enig natuurbesef was er nauwelijks sprake: men moest vooruit. W.A.P. Kerssemakers – burgemeester van Raalte tussen 1900 en 1934 – zei bij zijn afscheid: ‘Onder mijn burgemeesterschap is achtduizend hectare heidegrond in deze gemeente omgezet in vruchtbare landbouwgronden.’
Alleen: hoe hebben de heidevelden van de Sallandse Heuvelrug de dans ontsprongen? In de één na laatste ijstijd (238 000 – 126 000 jaar geleden) heeft het landijs het grove rivierzand en -grind dat er lag, opgedrukt tot stuwwallen. Hiervan de Sallandse Heuvelrug en de Luttenberg voorbeelden zijn. In de laatste ijstijd (116 000 – 11 700 jaar geleden) bereikte het landijs Nederland niet. Wel werd heel het land bedekt met fijn, stuivend dekzand, behalve de stuwwallen: deze lagen te hoog.
Doordat de Sallandse Heuvelrug al hoog lag en het water snel wegzakte in het grove rivierzand en grind, was dit gebied niet geschikt voor de landbouw. Omdat Nederland voor de Tweede Wereldoorlog minder afhankelijk wilde zijn van hout uit Duitsland en Frankrijk, werden er op grote schaal naaldhout aangeplant. Dit werd gebruikt in de bouw en als stuthout in de Limburgse mijnen. De grootste naaldbomen zijn hier overblijfselen van, de rest zijn zaailingen die ook weer uitgegroeid zijn tot volwassen bomen. Niet alle heide werd beplant; rijke industriëlen kochten de ‘woeste gronden’, bouwden er landhuizen – denk aan het Palthehuis – en gebruikten de heidevelden om erop te kunnen jagen.
Vanaf de jaren zestig werd het belang van toerisme groter en later ook het natuurbelang. De waarde van de Sallandse Heuvelrug, al is het een half cultuurlandschap, wordt vanaf deze tijd steeds meer ingezien.
Op www.topotijdreis.nl kun je terugvinden hoe het landschap er voor 1900 uitzag. Het grootste deel van Salland bestond uit onvruchtbare zandgronden, waar uitgestrekte heidevelden te vinden waren. Hier en daar waren kleine stukjes bouwland: de kampen. Bij dorpen lagen meestal wat aaneengesloten akkers: de essen of enken. Deze enken en kampen lagen vaak wat hoger in het landschap, in de buurt van de dorpen of boerderijen.
Vlakbij de dorpen of boerderijen lagen ook nattere beekdalen. Hier groeide vooral gras. Een groot deel van het jaar was dit gebied te nat om te gebruiken. In de zomer werd het vooral als hooiland gebruikt. Op de iets minder natte delen graasde rundvee. Het hooi werd als voedsel voor het vee gebruikt. Deze gebieden werden broeklanden of maden/maten/marsen genoemd. De kampen en essen waren omheind met houtwallen, evenals de graslanden in de lagere delen. Het landschap was in de buurt van de dorpen en de boerderijen met kampen kleinschalig. Er was een afwisseling van akkers, weilanden, houtwallen, paden, beekjes, bosjes, enz. Alleen de heidevelden waren open en uitgestrekt. Zowel de nattere beekdalen als de heidevelden waren gemeenschappelijk bezit
Pas in de tweede helft van de vorige eeuw werd de kunstmest uitgevonden. Tot die tijd waren de boeren die op de zandgronden (bv. in Salland en Drenthe) akkerbouw bedreven dus aangewezen op dierlijke mest. Boeren hielden dus noodgedwongen vee (vooral schapen) voor dit doel en ze moesten daarom ook kunnen beschikken over voldoende weidegronden. Deze weidegronden bestonden uit wat graslanden langs een beekje of riviertje, maar vooral woeste gronden zoals heide. Voor elke hectare akkerland moest minstens 7 hectare weidegrond beschikbaar zijn! Deze bedrijfsvorm heette overigens gemengd bedrijf. Er was zowel akkerbouw als veeteelt. De veeteelt stond in dienst van de akkerbouw, vanwege de mest.
De basis van het bemestingssysteem waren de heideplaggen die op de vloer van de stal werden gelegd. Deze werden vermengd met de mest van de dieren, die ’s avonds naar deze potstal werden gedreven. Af en toe, als de dieren buiten graasden, werd de stal uitgepot (uitgemest). Daarna werd het mengsel van mest en heideplaggen door de grond van de akkers gewerkt. Daardoor werden deze gronden geleidelijk opgehoogd en werd de bodem steeds humusrijker en dus ook vruchtbaarder: de enkeerdgronden. Dit verklaart waarom de enken (in Twente, Drenthe en Westfalen heten ze essen of esschen) vaak veel hoger zijn dan het omringende land en waarom de bovenste laag van de aarde pikzwart is en zeer rijk aan voedingsstoffen. Dit komt door verteerde plantenresten: humus.